Samenloop te late aangifte en te late betaling
Te laat aangifte doen en te laat betalen zijn twee afzonderlijke verzuimen waarvoor afzonderlijke boeten kunnen worden opgelegd. In voorgaande twee hoofdstukken gingen we er telkens vanuit dat óf tijdig aangifte was gedaan óf tijdig was betaald. Het kan ook zijn dat u geen aangifte heeft gedaan én niet tijdig heeft betaald.
Als een belastingplichtige te laat aangifte doet én te laat betaald maar nog vóór de peildatum, dan krijgt hij voor ieder verzuim een boete opgelegd als het een tweede of volgende verzuim betreft. Verder kan u wel te laat maar vóór de peildatum aangifte hebben gedaan, maar dan (nog) niet hebben betaald of andersom. Ook dan worden de verzuimen afzonderlijk beoordeeld en de boetes afzonderlijk bepaald. Dat geldt eveneens als op de peildatum zowel geen aangifte is gedaan én geen betaling heeft plaatsgevonden.
Vergrijpboetes
De boetes wegens aangifteverzuimen en/of betalingsverzuimen zijn meestal verzuimboeten. Als echter aan de verzuimen opzet of grove schuld van u ten grondslag ligt, legt de inspecteur een zogenoemde vergrijpboete op. De inspecteur moet stellen en bewijzen dat daarvan sprake is. Een vergrijpboete kan oplopen tot 100% van het verschuldigd bedrag. Een verzuimboete sluit echter een vergrijpboete uit en andersom. Een inspecteur die eenmaal een verzuimboete heeft opgelegd en er later bij een controle achterkomt dat de niet-betaling door opzet is veroorzaakt, kan niet alsnog een hogere vergrijpboete opleggen. Andersom, als blijkt dat hij ten onrechte een vergrijpboete heeft opgelegd, dan kan hij niet alsnog een verzuimboete opleggen.
De regels voor het opleggen van verzuim- en/of vergrijpboetes zijn in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (BBBB 1998) vastgelegd. De regels hebben niet alleen betrekking op het opleggen en de hoogte van de boeten, maar houden ook waarborgen in voor de belastingplichtige aan wie de boete wordt opgelegd. Die waarborgen zien onder meer op een redelijke termijn waarbinnen een boetezaak moet zijn afgehandeld, het zwijgrecht ten aanzien van vragen van de Belastingdienst die uitsluitend betrekking hebben op het opleggen van de boete, de procedure tijdens een verhoor, het inzagerecht, de rechten ingeval van overschrijding van de bezwaartermijn en de opgave van de reden van het opleggen van de boete. Deze laatstgenoemde waarborg maakt een onderscheid tussen verzuimboeten en vergrijpboeten.
Bij verzuim boeten moet de reden voor het opleggen van de boete worden medegedeeld en het aantal verzuimen waarop de berekening van de boete is gebaseerd.
Bij vergrijpboeten moet naast de reden van de boete ook worden aangegeven waarom wordt aangenomen dat sprake is van opzet of grove schuld en de bijzondere omstandigheden die tot matiging of verhoging van de schuld hebben geleid. Voorafgaand aan de oplegging van de vergrijpboete moet de inspecteur de belastingplichtige eerst schriftelijk (bijvoorbeeld in een controlerapport) in kennis stellen van de redenen van zijn voornemen een boete op te leggen.
De belastingplichtige krijgt dan een redelijke termijn om hierop te reageren. De inspecteur beslist pas na het verstrijken van die termijn definitief of hij een vergrijpboete zal opleggen.
Als hij daartoe beslist dan wordt de boete bij voor bezwaar vatbare beschikking opgelegd. Dat gebeurt meestal tegelijk met de vaststelling van de naheffingsaanslag. De vergrijpboete bedraagt 25% van de verschuldigde belasting bij grove schuld en 50% bij opzet. De inspecteur wijkt meestal niet van deze percentages af. Alleen in bijzondere omstandigheden legt hij een lagere of hogere boete op. Zo kan de boete tot maximaal 100% oplopen.
Voorkoming boete door vrijwillige verbetering
Tot op een zeker moment kunt u een vergrijpboete voorkomen door de fouten vrijwillig te verbeteren door middel van een suppletie-aangifte. Dat kan nog vóórdat u weet of u redelijkerwijs kon vermoeden dat de inspecteur kennis neemt of zal nemen van de fouten.
Als eenmaal een controle is aangekondigd, dan is dat moment in ieder geval voorbij. Overigens zij erop gewezen dat het enkel opnemen van een schuld op de balans voor de te weinig aangegeven en betaalde omzetbelasting, niet voldoende is om van een vrijwillige verbetering te kunnen spreken. Volgens de Belastingdienst is er pas sprake van een vrijwillige verbetering als daarnaast een afzonderlijke suppletie-aangifte wordt ingediend. U zult dus om een vergrijpboete te voorkomen, een afzonderlijke suppletie-aangifte moeten indienen voordat de Belastingdienst de fout op het spoor is. Als de suppletie binnen drie maanden na afloop van het jaar wordt betaald, wordt in ieder geval wel voorkomen dat heffingsrente wordt berekend.
Een verzuimboete kan door een tijdige suppletie-aangifte worden voorkomen, als de belasting die alsnog wordt betaald, niet meer bedraagt dan € 1.134. Dat is ook nog het geval als de belasting weliswaar meer bedraagt dan € 1.134, maar minder dan € 11.344 én minder dan 10% van het betaalde belastingbedrag.
Als de suppletie meer bedraagt, dan wordt een verzuimboete van 5% met een maximum van
€ 4.537 opgelegd.
Als u tijdig een suppletie-aangifte indient op grond waarvan de inspecteur zonder nader onderzoek een naheffingsaanslag kan opleggen, voorkomt u in ieder geval dat een vergrijpboete wordt opgelegd.
Aan de inhoud van dit nieuwsitem wordt de uiterste zorg besteed. Accuraed Accountants & Adviseurs aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid en/of de onjuistheid of de gevolgen daarvan.