DE POSITIE VAN DE KINDEREN VAN DE ERFLATER
Het nieuwe erfrecht wijzigt de positie van de kinderen ingrijpend. Terwijl de positie van de langstlevende is versterkt, is de positie van de kinderen verzwakt.
Hierna bespreken we de vordering op de langstlevende, de legitieme portie en de wilsrechten.
De niet-direct opeisbare vordering op de langstlevende
De kinderen krijgen, zoals hiervoor vermeld, bij ontbreken van een testament waarin de verdeling van de nalatenschap is opgenomen, na het overlijden van de erflater geen recht op de goederen van de nalatenschap. Zij krijgen een vordering ter grootte van hun erfdeel die pas bij overlijden of faillissement van de langstlevende opeisbaar is. Het betreft hier echter regelend recht. De erflater kan dus bij testament een ander tijdstip bepalen waarop de kinderen hun
vordering kunnen opeisen.
Wat betreft de rente is bepaald dat de vordering alleen rentedragend is voor zover de wettelijke rente hoger is dan 6% per jaar. De wettelijke rente bedraagt momenteel 7%. De rentevergoeding op de vordering bedraagt dan dus 1%. De vordering wordt hiermee verhoogd. Als de wettelijke rente wordt verlaagd naar bijvoorbeeld 5%, dan is de vordering niet rentedragend. De toetsing van de rentestand vindt jaarlijks plaats.
Als de rente hoger is dan 6% dan wordt de vordering verhoogd. Op deze wijze zijn de kinderen enigszins tegen inflatie beschermd. Ook hier is het weer mogelijk dat de erflater bij testament een afwijkend rentepercentage bepaalt. Het laatste woord hierover is aan de langstlevende en de kinderen. Zij mogen altijd namelijk van de voorgeschreven rentebepaling afwijken en onderling een ander rentepercentage afspreken.
Legitieme portie in het huidige en nieuwe erfrecht
Kinderen (niet stiefkinderen) hebben zowel in het huidige als in het nieuwe erfrecht een legitieme portie. Dat is het wettelijk erfdeel waarop zij minimaal recht hebben, zelfs als zij bij testament zijn onterfd.
Onder het huidige erfrecht hangt de grootte van de legitieme portie af van het aantal kinderen. Als de langstlevende tevens erfgenaam is, bedraagt de legitieme bij één kind de helft van hetgeen het kind op grond van het versterferfrecht zou hebben ontvangen, bij twee kinderen tweederde daarvan en bij drie of meer kinderen drievierde daarvan. Ook al is het kind onterfd, als het onder het huidig erfrecht zijn legitieme opeist, dan wordt het toch mede-erfgenaam. Het kind moet dan, ondanks de onterving, bij de verdeling van de nalatenschap worden betrokken en dus heeft het dan toch recht op de goederen van de nalatenschap.
De legitieme portie kan zo dus het doel van het opmaken van het testament, namelijk de bescherming van de langstlevende, deels ten iet doen.
Om dit effect enigszins te onderdrukken, is in het nieuwe erfrecht weliswaar de legitieme portie gehandhaafd, maar de omvang blijft altijd beperkt tot de helft van hetgeen volgens versterferfrecht zou worden verkregen. Bovendien wordt het kind dat zijn legitieme opeist geen erfgenaam meer en hoeft derhalve niet bij de verdeling van de nalatenschap te worden betrokken en heeft daardoor ook geen recht op goederen van de nalatenschap. Het kind verkrijgt dan wel een vordering ter grootte van zijn legitieme portie. Deze vordering is in beginsel pas na zes maanden na overlijden van de erflater opeisbaar. In een testament kan echter een afwijkend moment worden opgenomen, waardoor de opeisbaarheid tot het overlijden van de
langstlevende kan worden uitgesteld.
Aan de inhoud van dit nieuwitem wordt de uiterste zorg besteed. Accuraed Accountants & Adviseurs aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid en/of de onjuistheid of de gevolgen daarvan.