DE POSITIE VAN DE LANGSTLEVENDE PARTNER
De langstlevende verkrijgt van rechtswege alle goederen van de nalatenschap (inclusief de schulden)
en de kinderen krijgen een (in beginsel) rentedragende vordering op de langstlevende. Het nieuwe erfrecht staat wel in beperkte mate toe dat bij testament van de wettelijke verdeling wordt afgeweken.
Desondanks loopt de bescherming van de langstlevende er als een rode draad doorheen. Die bescherming uit zich vooral in enkele dwingendrechtelijk voorgeschreven minimale rechten van de langstlevende. Hiervan kan de erflater dus ook niet bij testament afwijken. Een erflater kan zijn partner wel bij testament onterven, maar de partner behoudt desondanks altijd deze minimale wettelijke rechten.
Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de gehuwde (of geregistreerde) partner met wie de
erflater gedurende het huwelijk een gemeenschappelijke huishouding voerde en de ongehuwde partner.
De gehuwde partner
De langstlevende, gehuwde partner heeft ten aanzien van de echtelijke woning die tot de nalatenschap behoort, twee belangrijke rechten die een overhaast gedwongen vertrek na overlijden van de erflater moeten voorkomen.
1. Een recht op voortgezette bewoning gedurende zes maanden.
2. Een recht op vestiging van een vruchtgebruik.
Beide rechten zien tevens op de inboedel die tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoorde. Het recht op voortgezette bewoning geldt ook als de erflater van de woning gebruikmaakte op grond van een recht van vruchtgebruik, gebruik en bewoning of een persoonlijk gebruiksrecht om niet. Daarmee is bijvoorbeeld de situatie afgedekt dat de ouders bij leven de eigendom van de woning aan hun kinderen hebben overgedragen onder de last van een recht van vruchtgebruik.
Wat betreft het tweede recht zij er nog op gewezen dat de langstlevende binnen zes maanden na het overlijden van de erflater van het recht op vestiging van het vruchtgebruik gebruik moet maken.
Naast deze rechten heeft de gehuwde langstlevende tevens recht op het vruchtgebruik van andere goederen, mits daaraan voor de verzorging behoefte bestaat.
De verzorgingsbehoefte moet dus worden bepaald en kan lager zijn dan het niveau waarop voor het overlijden van de erflater werd geleefd. De langstlevende moet binnen één jaar na het overlijden aanspraak maken op het vruchtgebruik van de andere goederen van de nalatenschap.
Ongedaanmaking
De langstlevende gehuwde partner kan de wettelijke verdeling binnen drie maanden na het overlijden bij notariële akte ongedaan maken. Binnen dezelfde termijn moet de ongedaanmaking in het boedelregister worden ingeschreven. Een verlenging van de termijn is niet mogelijk. De ongedaanmaking betreft altijd de gehele nalatenschap (een gedeeltelijke ongedaanmaking is niet meer mogelijk) en werkt (onder voorwaarden) altijd terug tot het moment van overlijden van de erflater. De wettelijke verdeling wordt dan geacht nooit te hebben bestaan.
Na ongedaanmaking ontstaat dus met terugwerkende kracht tot het overlijden van de erflater een onverdeelde boedel die tussen de langstlevende en de kinderen in onderling overleg kan worden verdeeld. Veelal zal gekozen worden voor een verdeling waarbij de langstlevende het vruchtgebruik krijgt en de kinderen de blote eigendom.
De ongehuwde partner
Het nieuwe wettelijke erfrecht heeft geen betrekking op de ongehuwde (ongeregistreerde) partner met wie de erflater samenwoont. De samenwoners kunnen slechts van elkaar erven als zij dat bij testament hebben geregeld. Toch is in het wettelijk erfrecht ook voor de langstlevende ongehuwde partner een recht opgenomen op voortgezette bewoning en gebruik van de inboedel gedurende zes maanden na het overlijden van de erflater, mits de woning tot de nalatenschap behoort. Ook voor de ongehuwde langstlevende geldt dit recht ook als de erflater de woning gebruikte op grond van een recht van vruchtgebruik, gebruik en bewoning of persoonlijk gebruiksrecht om niet.
Ongehuwde partners hebben vaak een samenlevingscontract waarin een verblijvingsbeding is
opgenomen. Op grond van dit beding verblijven de gezamenlijke goederen aan de langstlevende. Denk bijvoorbeeld aan de gezamenlijk gekochte woning. In het nieuwe erfrecht wordt een verblijvingsbeding als gift aangemerkt. Als er kinderen zijn en de nalatenschap is ontoereikend om de legitieme porties (zie verderop) van de kinderen te voldoen, dan kunnen de giften worden ingekort. De langstlevende samenwoner moet dan aan de kinderen de legitieme porties vergoeden.
Aan de positie van ongehuwde samenwoners zijn nog meer erfrechtelijke gevolgen verbonden, maar
het voert in het kader van dit schrijven te ver om daar bij stil te staan. In het algemeen kan in ieder geval worden gesteld dat ongehuwde samenwoners meer zekerheid hebben over de vererving van hun vermogen als zij een testament hebben laten opmaken.
Volgende week zullen wij het nieuwe erfrecht verder behandelen. Er wordt dan onder andere aandacht besteed aan de positie van de kinderen van de erflater.
Aan de inhoud van dit nieuwsitem wordt de uiterste zorg besteed. Accuraed Accountants & Adviseurs aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid en/of de onjuistheid of de gevolgen daarvan.