ERVEN EN SCHENKEN
Partnerbegrip
Naast de echtgenoot of geregistreerd partner, kunnen ook samenlevingspartners in aanmerking komen voor een gunstige behandeling in de successiewet. Er zijn met ingang van 2002 drie groepen partners:
Groep 1: samenwoners gelijkgesteld met echtgenoten en geregistreerde partners
De eerste groep valt in de gunstigste tariefgroep (5% tot 27%) en heeft recht op dezelfde vrijstelling (maximaal € 467.848) als echtgenoten/geregistreerd partners.
Hiertoe behoort de verkrijger die met de erflater/schenker
a. tot het tijdstip van overlijden/schenking een als duurzaam bedoelde gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, waarbij de huishouding in geval van overlijden reeds zes maanden heeft geduurd na de 18-jarige leeftijd en in geval van schenking na die leeftijd reeds twee jaar heeft geduurd;
b. geen bloedverwantenrelatie in rechte lijn heeft;
c. op hetzelfde woonadres staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens;
d. de wederzijdse zorgverplichting heeft vastgelegd in een notarieel samenlevingscontract;
e. indien die keuze mogelijk was, gedurende vijf kalenderjaren voorafgaand aan het
kalenderjaar van overlijden/schenking in de aangifte inkomstenbelasting heeft gekozen voor fiscaal partnerschap;
f. als enige aan de genoemde vereisten voldoet.
De koppeling aan de keuze voor fiscaal partnerschap in de inkomstenbelasting (zie elders in deze editie), is op zich vreemd. De keuze kan voor de inkomstenbelasting immers ook negatieve gevolgen hebben, bijvoorbeeld in de sfeer van box II. De Staatssecretaris heeft
aangegeven dat de termijn van vijf jaren voor hen die op 1 januari 2001 al samenwoonden op die datum begint te lopen. Dit is immers het eerste jaar waarin de keuze kan worden uitgebracht. Als men aan de overige voorwaarden voldoet en in 2001 heeft gekozen voor fiscaal partnerschap, is rangschikking in de eerste groep bij overlijden in 2002 dus verzekerd.
Groep 2: tweerelaties
De tweede groep (tweerelaties) kent dezelfde tariefgroep en vrijstelling als de eerste groep. Recht op deze gunstigste tariefgroep ontstaat echter pas na vijf jaar. De vrijstelling wordt naarmate de gemeenschappelijke huishouding duurt in stapjes verhoogd totdat na vijf jaren het maximum van € 467.848 is bereikt.
Tot deze groep behoort de verkrijger die tot het tijdstip van overlijden/schenking samen met de erflater/schenker na de 22-jarige leeftijd ten minste vijf jaar aaneengesloten een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd met geen ander dan met een of meer eigen of pleegkinderen van een van hen of van hen beiden, die jonger zijn dan 27 jaar.
Groep 3: meerrelaties
De derde groep (meerrelaties) kent dezelfde tariefgroep als groep één en twee, maar slechts een vrijstelling van maximaal € 233.924. Recht op de gunstigste tariefgroep ontstaat, evenals bij groep twee, pas na vijf jaar. De vrijstelling wordt naarmate de gemeenschappelijke huishouding duurt in stapjes verhoogd totdat na vijf jaren het maximum is bereikt.
Tot deze groep behoort de verkrijger die tot het tijdstip van overlijden/schenking samen met de erflater/schenker na de 22-jarige leeftijd ten minste vijf jaar aaneengesloten een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd.
Vrijstelling voor partners: pensioenimputatie
Van het voornemen een algehele partnervrijstelling in te voeren is niets terechtgekomen. Dit betekent dat ook de regeling voor pensioenimputatie van kracht is gebleven. Deze komt er kort gezegd op neer dat de helft van de waarde van (op zich van successierecht vrijgestelde) pensioenrechten en dergelijke die de langstlevende partner bij het overlijden heeft verkregen, in mindering komen op de partnervrijstelling. In de wet is echter opgenomen dat van de vrijstelling na deze pensioenimputatie ten minste een gedeelte moet overblijven. Voor de partners in groep één en twee is dit bedrag € 133.670, voor de partners in groep drie € 66.840.
Waardering eigen woning
Het voorstel om de 60%-waardering van de eigen woning te laten vervallen, is aangenomen. Het wachten is nu op de eerste procedures over de vraag of als waarde van de woning waarin de langstlevende partner al dan niet met kinderen achterblijft, de leegwaarde of een lagere waarde in bewoonde staat, in aanmerking moet worden genomen. De Staatssecretaris van Financiën lijkt uit te gaan van de leegwaarde. Op basis van jurisprudentie uit de periode van voor invoering van de wettelijke 60%-waardering is een lagere waarde dan de leegwaarde verdedigbaar. Gewezen wordt op een in 2001 ingevoerd artikel in de Wet Inkomstenbelasting 2001 die onder deze omstandigheden toestaat dat de ondernemerswoning tegen 60% van de leegwaarde naar privé mag worden overgebracht. Ock kan worden gewezen op een aantal besluiten van de Staatssecretaris voor de inkomstenbelasting waarbij eveneens bij een voornemen tot duurzame zelfbewoning een lagere waarde dan de leegwaarde in aanmerking mag worden genomen.
Ondernemingsvermogen
Bij de waardering van ondernemingen die niet in de BV-vorm worden gedreven, wordt met ingang van 2002 ook rekening gehouden met de voor overdracht vatbare, dus de zakelijke, goodwill. De onderneming moet worden gewaardeerd naar de toestand op de sterfdag of de dag van de schenking. De waarde is tenminste de liquidatiewaarde. De waardering per de laatste balansdatum is met ingang van 2002 vervallen.
Aan de inhoud van dit nieuwsitem wordt de uiterste zorg besteed. Accuraed Accountants & Adviseurs aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid en/of de onjuistheid of de gevolgen daarvan.