BOXENDE ERFGENAMEN
De eerste aangifte onder de nieuwe wet op de inkomstenbelasting zal in veel situaties tot nieuwe vraagpunten leiden. Zaken die onder de oude wet vanzelfsprekend waren, dienen opnieuw te worden onderzocht. Stel, een van de ouders is overleden.
De nalatenschap van deze ouder is verdeeld tussen de langstlevende en de kinderen. Die verdeling kent twee basisvormen. Veelal is de langstlevende eigenaar geworden van de nalatenschap. Soms echter zijn juist de kinderen (bloot) eigenaar geworden van de nalatenschap en behoudt de langstlevende slechts een levenslang vruchtgebruik van de nalatenschap.
Hierna wordt in hoofdlijnen aangegeven hoe in het boxensysteem van de aangifte inkomstenbelasting 2001 met deze situaties moet worden omgegaan.
Ouderlijke boedelverdeling
In veel gevallen is sprake van een ouderlijke boedelverdeling. Hierbij is de langstlevende krachtens testament eigenaar geworden van de gehele nalatenschap tegen een zogenaamde overbedelingsschuld aan de kinderen. Deze overbedelingsschuld is pas opeisbaar bij overlijden van de langstlevende.
De schuld is renteloos of draagt een (enkelvoudige) rente die ook pas opeisbaar is bij overlijden van de langstlevende. Aldus wordt de langstlevende tijdens zijn of haar leven niet bemoeilijkt door rente- en aflossingsverplichtingen aan de kinderen.
Pas na overlijden van de langstlevende vallen de overbedelingsschuld en de opgelopen rente weg tegen de daar tegenover staande vorderingen van de kinderen. Hetgeen in deze paragraaf wordt vermeld, is eveneens van toepassing op een dienovereenkomstige verdeling tussen de langstlevende en de kinderen zonder testamentaire ouderlijke boedelverdeling.
Defiscalisering bij ouderlijke boedelverdeling
In de hiervoor geschetste situatie moet de langstlevende, die immers eigenaar is, de goederen van de nalatenschap aangeven in de box waar deze goederen thuishoren. Zo moeten de onderneming en de eigen woning worden aangegeven in box I. De overbedelingsschulden worden echter voor de inkomstenbelasting niet in aanmerking genomen. Dat betekent dat de rente op deze schulden aan de kinderen dus niet aftrekbaar is. De tegenover de schulden staande vorderingen van de kinderen op de langstlevende worden echter evenmin in aanmerking genomen. Overbedelingsvorderingen zijn vrijgesteld in box III. Met een mooie term heet dit ’defiscalisering’ van overbedelingsschulden en -vorderingen. In dit systeem is het fiscaal gunstig om op overbedelingsschulden een hoge rente aan de kinderen te gaan betalen. Deze is weliswaar niet aftrekbaar, maar bij de kinderen niet belast. Omdat van rente sprake is, is deze wijze van vermogensoverdracht vrij van schenkingsrecht. De rente dient uiteraard wel binnen zakelijke grenzen te blijven. Een onzakelijk hoge rente kan namelijk zelf een belaste schenking opleveren. Defiscalisering is eenvoudig, maar niet in alle gevallen fiscaal gunstig. Van belang is dat de defiscalisering slechts geldt, indien de langstlevende bij de verdeling alle goederen van de nalatenschap in eigendom heeft verkregen. Indien tevens een deel rechtstreeks naar de kinderen is gegaan, worden de overbedelingsschulden en -vorderingen dus wel in aanmerking genomen.
De vorderingen zullen bij de kinderen veelal in box III thuishoren. Aftrek van rente over de overbedelingsschulden bij de langstlevende is afhankelijk van de vraag wat er precies met die schuld is gefinancierd en of de rente in dat geval aftrekbaar is. Het kan uiteraard fiscaal zeer gunstig zijn als een rente van bijvoorbeeld 6% bij de langstlevende aftrekbaar is tegen een tarief van 52%. terwijl de kinderen in box III slechts 30% belasting betalen over 4% van de gemiddelde waarde van de vordering.
Tot 1 januari 2001 opgelopen rente
Op basis van de hoofdregel moet de tot 1 januari 2001 opgelopen rente op een overbedelingsschuld die na deze datum wordt betaald of verrekend, als inkomen in box I worden belast tegen progressief tarief. Vóór en in 2001 mocht daarbij de rentevrijstelling worden toegepast. Het pakt fiscaal zeer ongunstig uit als de kinderen na overlijden van de langstlevende belasting moeten betalen over rente, die in de laatste aangifte van de langstlevende niet of slechts in uitzonderingsgevallen aftrekbaar is. Daarom is een overgangsregeling getroffen voor op 31 december 2000 lopende overbedelingsschulden. Indien zowel de langstlevende als de kinderen binnenlands belastingplichtig zijn en de renteschuld na overlijden van de langstlevende wegvalt tegen de dienovereenkomstige rentevordering en de rente bovendien bij de langstlevende niet tot aftrek heeft geleid, hoeven de kinderen de rente niet aan te geven. Als tijdens het leven van de langstlevende overbedelingsrente uit de periode vóór 1 januari 2001 wordt betaald, leidt deze dus op grond van de hoofdregel wel tot belastingheffing bij de kinderen.
De overgangsmaatregel is ook alleen van toepassing als de langstlevende in het verleden, vóór 1 januari 2001, bij de verdeling alle goederen van de nalatenschap heeft verkregen.
Over enkele weken zullen wij vruchtgebruik en bloot eigendom behandelen.
Aan de inhoud van dit nieuwsitem wordt de uiterste zorg besteed. Accuraed Accountants & Adviseurs aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid en/of de onjuistheid of de gevolgen daarvan.