WERKRUIMTE IS PRIVÉ-VERMOGEN IN BOX III
Als u de werkruimte niet tot uw ondernemingsvermogen rekent, dan behoort deze ruimte tot uw privé-vermogen. Zoals hiervoor aangegeven kan de werkruimte bij gebruik voor de onderneming niet geheel onder de eigenwoningregeling van box I vallen. Indien de ruimte voor 90% of meer zakelijk wordt gebruikt, mag deze helemaal niet bij de eigenwoningregeling in aanmerking worden genomen.
Wordt de ruimte voor minder dan 90%, maar meer dan 10% zakelijk gebruikt, dan dient een splitsing te worden gemaakt.
De ruimte valt in deze gevallen dus (deels) in box III. De waarde van de werkruimte voor box III is de werkelijke waarde (dus niet de WOZ-waarde). Als op de eigen woning een hypotheek rust, dan mag u in box III op de werkelijke waarde van de werkruimte het evenredig deel van) de totale hypotheekschuld dat aan de werkruimte kan worden toegerekend, in mindering brengen. Voor dit gedeelte is de rente dus niet aftrekbaar in box I!
Kosten in verband met de tot het privé-vermogen behorende werkruimte, de inrichting daaronder begrepen, kan de ondernemer slechts in aftrek brengen van de winst als hij:
- de inkomsten voor 70% of meer uit de werkruimte heeft verworven, indien hij ook elders
over werkruimte kan beschikken, of
- als hij niet elders over werkruimte kan beschikken, hij de inkomsten voor ten minste 30% in
de werkruimte én ten minste 70% in of vanuit de werkruimte heeft verworven.
Indien u aan deze criteria voldoet, mag u een (fictieve) huurvergoeding ten laste van de winst brengen. De aftrek van de (fictieve) huurvergoeding kan tegen maximaal 52% plaatsvinden, terwijl de heffing over het forfaitaire rendement van de werkruimte maximaal 30% bedraagt. De huurvergoeding bedraagt echter maximaal 4% van de in box III in aanmerking genomen waarde van de werkruimte, zonder dat deze is verminderd met de waarde van de toegerekende (hypotheek)schuld. Daarnaast kunnen dan overige kosten, zoals gebruik van gas, water en elektra, in aftrek worden gebracht.
Tot slot nog dit. Als u de werkruimte in box III onderbrengt, blijft in tegenstelling tot de onderbrenging in het ondernemingsvermogen, de waardestijging die bij verkoop van de woning aan de werkruimte kan worden toegerekend, onbelast. Omdat bij verkoop ook
de waardestijging die betrekking heeft op het gedeelte dat onder de eigenwoningregeling valt, vrij van belastingheffing is, blijft dus de gehele verkoopwinst onbelast. Als u echter de verkoopwinst op uw bankrekening laat bijschrijven, dan behoort die hogere bankrekening natuurlijk weer wel tot de rendementsgrondslag van box III.
Conclusie
We hebben hier slechts behandeld de situatie van de ondernemer die een niet-zelfstandige werkruimte in de eigen woning gebruikt voor werkzaamheden ten behoeve van zijn onderneming. Deze ondernemer maakt in feite een keuze tussen integrale kostenaftrek en heffing over de waardestijging in de onderneming enerzijds en (slechts beperkte) kostenaftrek maar onbelaste waardestijging in privé. Per 1 januari 2001 is de Wet inkomstenbelasting 2001 zo ingrijpend gewijzigd, dat de etikettering van de werkruimte mag worden gewijzigd. Dit betekent dat als de werkruimte tot 1 januari 2001 privé-vermogen was, deze per 1 januari 2001 tegen de werkelijke waarde op de balans mag worden geplaatst (en vice versa). Als u de werkruimte wilt heretiketteren dan moet u dat kenbaar maken bij uw aangifte over 2001.
Aan de inhoud van dit nieuwsitem wordt de uiterste zorg besteed. Accuraed Accountants & Adviseurs aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid en/of de onjuistheid of de gevolgen daarvan.