Duidelijk en op tijd kiezen anders geen aftrek BTW
Een BTW-ondernemer/natuurlijk persoon kan bij de aanschaf van een investeringsgoed, het goed geheel of gedeeltelijk tot zijn bedrijfsvermogen rekenen of geheel in zijn
privé-vermogen opnemen. De beslissing hierover moet de ondernemer nemen op het moment dat hij voor het eerst recht op aftrek van de BTW heeft voor het betreffende investeringsgoed, zo heeft de staatssecretaris onlangs besloten.
Dit betekent dat een ondernemer, uiterlijk op het moment van aangifte over het tijdvak waarin wegens aanschaf van een investeringsgoed BTW aan hem in rekening is gebracht, moet beslissen tot welk vermogen hij het goed wil rekenen. Gaat het om een investeringsgoed waarvan de vergoeding in termijnen voorafgaand aan de (op)levering wordt voldaan, dan moet die keuze uiterlijk worden gemaakt op het moment waarop de ondernemer aangifte doet over het tijdvak waarin hem BTW met betrekking tot de eerste termijn in rekening is gebracht.
De ondernemer krijgt dus geen uitstel om lang na te denken over de keuze!
De keuze moet uiterlijk op de hiervoor genoemde datum expliciet uit de administratie blijken. Jammer genoeg geeft de staatssecretaris niet aan hoe u dit kenbaar moet maken. Gedacht kan worden aan investeringslijsten. Uit een eerder arrest van het Europese Hof kan afgeleid worden dat het feit dat de ondernemer BTW in aftrek heeft gebracht, op zichzelf onvoldoende grond vormt voor de conclusie dat de ondernemer ervoor heeft gekozen dat het goed tot zijn bedrijfsvermogen behoort. Dit zal toch niet tot de bizarre conclusie leiden dat als een ondernemer die aangeschafte goederen in het kader van zijn onderneming gebruikt en de daarop drukkende BTW in aftrek heeft gebracht, de Belastingdienst de aftrek kan corrigeren omdat haar van een keuze om de goederen te bestemmen voor de onderneming niet of onvoldoende is gebleken?
Hoe een en ander in de praktijk gaat lopen, zal in de toekomst blijken.
Bron: Ministerie van Financiën, nr. CPP 2004/2799M, 19-01-2005