Wilsrechten in het erfrecht

ingevoerd op 24-1-2003

Wilsrechten
De kinderen kunnen op grond van het nieuwe erfrecht hun vordering pas opeisen bij het overlijden of faillissement van de langstlevende, tenzij de erflater een ander moment heeft bepaald. Als dit laatste niet aan de orde is, dan zou deze bepaling vervelend kunnen uitpakken voor de kinderen als de langstlevende hertrouwt. Stel bijvoorbeeld dat de langstlevende in algehele gemeenschap van goederen hertrouwt (of registreert) en daarna komt te overlijden. De nieuwe partner wordt dan gerechtigd tot de nalatenschap van de langstlevende. De kinderen zouden dan dus minder krijgen dan waarop zij recht hadden ten tijde van het overlijden van de eerstoverleden ouder.
De wetgever vindt deze situatie ongewenst en daarom krijgen de kinderen bij overlijden van de eerstoverleden ouder naast een vordering ook vier wilsrechten. Deze rechten geven de kinderen de zekerheid dat zij ook daadwerkelijk de goederen krijgen die deel uitmaakten van de oorspronkelijke nalatenschap van de eerstoverleden ouder voor zover nog aanwezig.
De wilsrechten bieden de kinderen de mogelijkheid om ter grootte van hun vordering de overdracht van de volle dan wel de blote eigendom van de goederen van de nalatenschap van hun ouders te eisen. De kinderen worden dan rechthebbenden van de goederen.
Hun geldvordering is daarmee dan voldaan. De vier wilsrechten kunnen in de volgende situaties worden ingeroepen:

1. Bij hertrouwen van de langstlevende kunnen de kinderen eisen dat de langstlevende aan hen goederen in eigendom overdraagt waarvan de waarde overeenkomt met hun vordering (vermeerderd met een inflatiecorrectie).
De langstlevende heeft het recht om zich het vruchtgebruik voor te behouden. De blote eigendom van de kinderen groeit na het overlijden van de langstlevende aan tot volle eigendom.
2. Als de langstlevende is hertrouwd, maar de kinderen hebben het eerste wilsrecht niet ingeroepen en de langstlevende dan komt te overlijden, dan kunnen de kinderen alsnog de volle eigendom van de goederen ter grootte van hun vordering op de langstlevende (vermeerderd met een inflatiecorrectie) opeisen.
De nieuwe partner (stiefouder) van de langstlevende had en heeft dan dus geen enkel recht op de goederen.
3. Op datzelfde moment verkrijgen de kinderen tevens een vordering op de nieuwe partner (stiefouder) ter grootte van hun erfdeel in de nalatenschap van de overleden (hertrouwde) langstlevende. Zij kunnen de goederen ter waarde van hun vordering opeisen, maar de nieuwe partner heeft nu wel het recht om zich het vruchtgebruik voor te behouden.
De kinderen krijgen aldus de blote eigendom van de goederen. De nieuwe partner had recht op de nalatenschap en behoudt dat recht ook na het overlijden van de langstlevende doordat hij/zij de gehele nalatenschap verkrijgt onder de last van de schuld aan de (stief)kinderen van de langstlevende.
4. Dit wilsrecht kan worden ingeroepen als de kinderen geen gebruik hebben gemaakt van het derde wilsrecht bij het overlijden van de hertrouwde langstlevende. Als dan de stiefouder komt te overlijden, kunnen de kinderen alsnog de volle eigendom van de goederen ter grootte van hun vordering op de stiefouder (vermeerderd met een inflatiecorrectie) opeisen.

Let op: De wilsrechten zijn niet dwingendrechtelijk voorgeschreven en kunnen dus bij testament worden beperkt, uitgebreid en zelfs uitgesloten.

Binnenkort zullen wij het nieuwe erfrecht verder behandelen. Er wordt dan onder andere aandacht besteed aan de overige aspecten van het nieuwe erfrecht.

Aan de inhoud van dit nieuwsitem wordt de uiterste zorg besteed. Accuraed Accountants & Adviseurs aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid en/of de onjuistheid of de gevolgen daarvan.